Ik stond fris en vol energie aan de start van deze race. We vlogen al op woensdag heen, waardoor ik ruimschoots de tijd had om te ontspannen. Mijn Garmin Body Battery toonde netjes 100 en ook bij Oura stonden alle indicatoren op groen.
De laatste 3-4 dagen voor de race heb ik niet per se meer proberen te eten, maar bijna alles wat ik at, bestond uit koolhydraten. Waar nodig vulde ik aan met vruchtensap met veel suiker of eventueel wat snoepjes. De meeste avonden heb ik pasta gegeten.
Het pace-pro plan dat ik in mijn horloge had geprogrammeerd, had ik gezet op 4:05/KM. Waar ik een maand geleden nog dacht te starten op 4:00/KM, heb ik dat na mijn laatste simulatietraining teruggeschroefd naar 4:05. Ik denk dat ik het beste tempo kan aanhouden als ik start op een tempo waarvan ik zeker weet dat ik dat kan volhouden. 4:00/KM voelde niet als zo’n tempo.
Een marathon deel ik mentaal op in drie segmenten van ongeveer 14 kilometer. Het eerste deel van de race moet makkelijk aanvoelen en je moet eigenlijk het gevoel hebben dat je jezelf een beetje inhoudt. De eerste 5 kilometer legde ik af in 20 minuten, wat betekende dat ik iets sneller liep dan de geplande 4:05, maar het voelde goed. Mijn hartslag was goed en het voelde niet te warm. Het ging relatief makkelijk.
Het tweede deel was mentaal gezien misschien wel het zwaarste. Op kilometer 21 werd het parcours ineens een stuk leger omdat de lopers van de halve marathon hun race finishten. Ik kwam ineens alleen te lopen op een brede weg en realiseerde me dat ik nog een heel eind te rennen had. Gelukkig stonden Tal en Lana op kilometer 22 om me een drinkflesje aan te geven. Op kilometer 24 begon het zwaarder te worden, maar ik vond iemand die strak 4:00-4:05/KM liep. Het doel werd om zo lang mogelijk aan zijn staart te blijven kleven.
Dat ging best goed. Tussen kilometer 25 en 35 haalden we nog aardig wat lopers in die hun tempo niet meer konden volhouden. Rond het 37K punt moest ik mijn tempomaker laten gaan, er waren hier wat heuveltjes in het parcours en hij liep langzaam bij me weg.
Kilometer 38 en 39 waren mijn langzaamste kilometers. Heuveltjes gecombineerd met drankposten en een laatste gelletje. Als je moe bent lijkt alles meer tijd te kosten, maar ik was al lang blij dat ik nergens last van kramp had. Blijkbaar konden mijn benen en lichaam dit nog wel aan.
Dat gaf me vertrouwen voor de laatste kilometers om ook daar het tempo erop te houden. Ik kon weer terugvallen in het vertrouwde ritme, ook al doet het rond dit punt natuurlijk veel pijn om dat ritme te handhaven. Elke spier wil liever stoppen met rennen, maar je moet toch nog 3000 meter afleggen.
Die laatste kilometers gingen goed, stukjes naar beneden lopen, dat helpt natuurlijk ook gewoon mee. Die 2:50 ging ik niet meer halen, maar dat was ook niet het doel. Ik wilde mijn persoonlijk record aanscherpen (dat stond op 2:57) en zo dicht mogelijk naar die 2:50 toewerken. En ik wist dat beide doelen haalbaar waren.
Ik finishte in 2:51:26.